dinsdag 26 september 2017

De verklaring.

“Zo…tijd om uw verklaring af te nemen, mevrouw ten Bate.”
De koude blik in de ogen van de jonge agent, die tegenover mij heeft plaatsgenomen om mijn verklaring af te nemen, zorgt voor een rilling die aan de achterkant van mijn nek begint en bij mijn stuitje eindigt. Als een voertuig neemt de rilling mijn gedachten mee naar het moment waarop Bert, mijn allerliefste, mijn maatje, mijn zielsverwant, mijn eerste en enige liefde, het allereerste telefoontje kreeg.

“Echt waar! Oh wauw!” hoor ik Bert verheugd roepen op het moment dat ik met een ellenboog de keukendeur open maak.
“Ik hoor de keukendeur. Lisanne is vast terug van het boodschappen doen. Ja, doe ik. Tot snel!” is het volgende wat ik hoor, terwijl ik naar de keukentafel loop.
Op hetzelfde moment dat ik de twee boodschappentassen op de keukentafel zet, komt Bert de keuken in.
“Hey, lekker ding! Nu al terug?” vraagt hij vrolijk.
Een kus op mijn wang volgt. Als ik hem aankijk zie ik de vrolijke stemming in zijn ogen. Meteen is het leed wat boodschappen doen heet vergeten.
“Zoals je ziet,” antwoord ik net zo vrolijk, terwijl ik de rits van mijn jas opentrek.
Bert stort zich ondertussen op het uitpakken van de boodschappentassen. Het is een routine die wij in de jaren die wij samen zijn hebben opgebouwd. Vanaf het begin houdt Bert niet zo van dat geslenter door de winkels en het wachten in de rij bij de kassa’s. Toen de kinderen nog klein waren, heeft hij zich opgeworpen als oppas en ik vond het toen wel fijn dat ik die handenbindertjes niet mee naar de winkels hoefde te nemen. Tegenwoordig is Bert zo lief om wat huishoudelijke klusjes te doen terwijl ik de wekelijkse boodschappen doe, dus nog steeds gaat alles in goede vrede zijn gangetje.
“Wie was dat?” vraag ik uit welgemeende nieuwsgierigheid.
“Oh…één of ander instituut dat vroeg of ik mee wilde doen met een enquête. Ik had de klusjes toch al klaar, dus ach… waarom niet dan, hè?” antwoordt Bert dan nonchalant.
Verbaasd kijk ik hem aan. Zolang wij getrouwd zijn heb ik Bert nog nooit op een leugen betrapt, maar nog voordat ik iets kan zeggen heeft Bert mij in zijn armen getrokken om mij te overladen met kleine, liefdevolle kusjes. Iets wat hij vaak doet als hij in een vrolijke stemming is.
In de drukte van die dag is het leugentje ook snel weer verdwenen, want na de boodschappen staat een verjaarsvisite bij één van onze twee dochters op het programma. Dat is altijd een gezellige, maar drukke bedoening, want dan komt de hele familie weer eens bij elkaar. Tenminste, onze tweede dochter en onze twee zonen komen ook met aanhang. Voor vrienden vieren Nicolette en haar man het altijd op een andere dag.
Ik sta er ook daarna niet meer bij stil. Tot Bert een week later een magazine dichtslaat als ik onverwacht iets eerder thuis kom van het werk. Dat hij dat blad dichtslaat is natuurlijk niet vreemd, het is de manier waarop. Alsof ik hem betrapt heb. Hij legt het blad ook niet weg, maar houdt het in zijn handen. Een beetje uit ‘t zicht, achter zijn benen zelfs, maar het blad is wel weg na het ophangen van mijn jas in de gang. Ook dat moment is weer ondergesneeuwd in de dagelijkse routine van eten koken, afwassen en televisie kijken of misschien wel vergeten door de heerlijke vrijpartij waar de avond mee eindigt.
Mijn achterdocht ontwaakt echter een week later pas echt als ik halverwege de werkdag ziek als een hond thuis kom. Ik ben al een paar dagen niet lekker, maar ben, tegen het advies van Bert in, toch naar het werk gegaan. Op de fiets notabene, omdat Bert gevraagd had of hij de auto die dag kon gebruiken. Het moment dat ik de keukendeur echter opendoe, hoor ik Bert zeggen: “Nee, schatje. Dat kan echt niet! Als zij er achter komt dan…”
Harder dan gebruikelijk doe ik de keukendeur achter mij dicht.
“Shit… volgens mij komt ze net thuis. Luister…ik zie je morgen, oké? Bye.”
Bert en ik botsen bijna tegen elkaar op als hij de keuken in komt stuiven, terwijl ik net de deur opentrek om naar de huiskamer te gaan.
“Hey, schatje van me. Toch maar naar huis gekomen? Ging het niet? Had ik wel verwacht,” ratelt Bert meteen.
Hij heeft een gemaakte glimlach op zijn gezicht. Ik voel mijn nekharen overeind gaan staan.
“Wie had jij aan de lijn?” vraag ik zonder te antwoorden.
“Oh, dat was die loodgieter die ik gebeld had voor de goot boven. Die zou vorige week gekomen zijn om dat gat de dichten, maar dat had hij afgezegd. Nu komt hij morgen.”
Een tweede leugen! Ik kijk Bert strak aan. Hij wendt meteen zijn blik af, loopt naar het koffiezetapparaat en vraagt of ik koffie wil. Ik antwoord met een kortaf nee en kondig meteen aan dat ik naar bed ga. Ik voel mij echt niet lekker, maar dat komt niet alleen van de verkoudheid die mij in de greep heeft.
De volgende dag maakt Bert mij rond het middaguur wakker zodat ik de bouillon kan drinken die hij heeft gemaakt. Dat komt echter net zo snel weer naar boven als Bert aankondigt dat hij die middag mee zou gaan doen aan een gratis les bij een sportschool dichtbij. Bert en sporten, dat zijn twee verschillende dingen en in samenhang met dat telefoontje van de dag ervoor…
Het is waar dat hij het er al vaker over heeft gehad om te gaan trainen. Beweging is goed voor een mens, zegt hij altijd, maar de stoute schoenen heeft hij nog niet aangetrokken. Waarom nu dan plots wel? Bij de gedachte dat hij weer tegen mij zit te liegen, word ik wee in mijn maag. Het kan niet waar zijn, maar ‘iets’ van binnen blijft knagen. Bert is een knappe vent, zeker op zijn leeftijd en wij zijn per slot van rekening al bijna veertig jaar getrouwd. Daarbij heb ik al heel veel drama verhalen aangehoord van collega’s en ben ik niet de eerste vrouw die na zoveel jaren huwelijk bedrogen wordt.
Ik ben weer gaan liggen. Bert is weggegaan met het idee dat ik ging slapen, maar dat is mij niet gelukt. Twee uur later komt hij weer thuis. Hij is verbaasd om mij op de bank beneden te zien, maar die verbazing duurt niet lang. Enthousiast begint hij te vertellen dat hij bij de sportschool een oude vriend tegen het lijf is gelopen. Tenminste, dat is het enige waar hij maar over blijft praten. Het is iemand die hij nog kent van de middelbare school. De man heeft jaren in het buitenland gewoond, maar is onlangs teruggekeerd. Bert vertelt met nog meer enthousiasme dat die vriend ook nog eens een mooie flat heeft gekocht. In dat oude kantorencomplex vlak bij ons huis. Dat is omgebouwd tot luxe appartementen en dat hij aan heeft geboden om hem de komende twee weken te helpen schilderen en behangen in die flat. Of ik dat erg vind, vraagt hij nog.
Dat rare gevoel in mijn buik wil daarna niet meer weg. Dat is Bert wel. Tenminste, nadat ik na drie dagen, op vrijdag, aankondig dat ik na het weekend weer ga werken. Bij mijn werk meld ik mij echter niet beter. Iets wat Bert niet te weten komt, want na de lunch is hij de boodschappen gaan doen, zodat ik niet al te veel hoef te sjouwen na mijn werk.
Weer zo lief, maar het strooit niet voldoende zand in mijn ogen. In het weekend krijg ik nog meer bevestiging dat er ‘iets’ gaande is. Zijn mobiel laat veel vaker horen dat er een appje is. Hij grijpt ook meteen naar zijn toestel en reageert meteen. Regelmatig verschijnt er dan zelfs een stomme grijns op zijn gezicht, die meteen verdwijnt als ik hem aanspreek en als zijn gsm niet sputtert lijkt hij wel mijlenver weg met zijn gedachtes. Het kan niet anders dan dat Bert een ander heeft.
Het vermoeden wordt zo een last dat ik zekerheid wil. De eerstvolgende dag dat hij naar zijn ‘vriend’ vertrekt, ga ik er op afstand achter aan. Nog geen tien minuten later stopt hij aan de rand van onze wijk bij dat verbouwde kantorencomplex. Wij hebben het zelfs zien verbouwen, Bert en ik. Tijdens onze avondwandelingen hebben wij vaak gemijmerd dat het misschien wel fijn zou zijn om het huis te verkopen en er een penthouse voor terug te kopen. Lekker alles gelijkvloers. Wel toevallig dat die vriend dan net zo’n appartement heeft gekocht, maar ja, daar heeft hij in ieder geval dan niet over gelogen. Twijfel slaat toe. Zou hij toch de waarheid hebben gesproken? Maar die telefoontjes dan?
De twijfel slaat weer om naar achterdocht als ik zie dat Bert dan niet aanbelt, maar zich met een sleutel toegang verschaft tot het gebouw. Zo snel geef je iemand toch geen sleutel, als je elkaar zolang niet hebt gezien? Dit stinkt echt!
Ik volg Bert daarna een week lang om te zien of hij misschien iemand buiten het gebouw ontmoet, maar dat gebeurt niet. Wel groeit mijn argwaan elke dag een beetje meer. Het waarom ligt in alle scenario’s die mijn brein bedenkt. Scenario’s die allen één ding gemeen hebben. Ik weet nu bijna zeker dat hij een ander heeft. Ik hoef hem alleen nog maar te betrappen.
De volgende dag blijf ik langer in de hoop iets ergens achter een raam te zien. Na een paar keer om het gebouw heengelopen te hebben, heb ik mij verschanst achter wat bosjes aan de zijde die vrij uitzicht over de landerijen heeft. Dat zou de kant zijn waar ik in ieder geval een flat zou hebben gekozen.
Het weer zit tegen. Het regent en er waait een gure wind, maar mijn geduld wordt twee koude uren later beloond. Bert verschijnt voor een raam ergens op de vierde en hoogste verdieping. Even kijkt hij naar buiten. De schrik slaat mij om het hart, maar nog voordat ik mij achter de struiken kan verbergen, heeft Bert zich al weer half omgedraaid. Ik slaak een diepe zucht van opluchting. Een hartgrondige vloek komt erachter aan, want op dat moment zie ik een tweede persoon verschijnen. Mijn vermoeden wordt waarheid in mijn hoofd als het silhouet een kop kleiner is dan Bert en te tenger voor een man. Als ik dan ook nog mag aanschouwen hoe er twee armen om de nek van Bert worden geslagen, slaat wantrouwen om in woede. Dan rijst er maar één vraag. Als Bert toch onze zuurverdiende spaarcenten gebruikt heeft om een liefdesnestje te kopen hè…?!
Zo snel mijn benen kunnen stiefel ik naar huis. Zonder mijn jas uit te trekken plof ik neer in de bureaustoel en start de computer om de spaarrekening te checken, want als Bert zo’n flat heeft gekocht, kan het haast niet anders dan dat er een grote som geld vanaf is.
Terwijl mijn vingers over de toetsen vliegen, woekeren gedachtes mijn woede nog meer aan.
Hoe kan hij mij dit aandoen?! Veertig jaar geleden heeft hij mij eeuwige trouw beloofd! En we hebben het toch altijd zo goed gehad samen? Vijf minuten nadat ik thuis ben gekomen, breekt mijn hart, want het saldo op de bankrekening is inderdaad met vijfentwintig duizend euro gereduceerd. De schoft! De sloerie! Dit kan ik niet toestaan. Hij is van mij!
Ik heb zijn sleutels nodig. Ik moet ze op heterdaad betrappen. Zij moet en zal zich de rest van haar leven herinneren wat zij mij heeft aangedaan. Ik kruip dan ook met twee redenen naast hem in bed die avond. Ten eerste moet hij zich aan mij bewijzen. Als hij niet met mij vrijen wil, zal het mijn vermoeden nog meer versterken. De tweede reden is het feit dat als Bert is klaar gekomen, hij daarna in een hele diepe slaap valt. Dat is het beste moment om zijn sleutels te laten ‘verdwijnen’.
Naakt kruip ik die avond tegen hem aan. Er komt een glimlach op zijn gezicht als mijn hand zich een weg baant onder het dekbed, op zoek naar mijn speelgoed. Zo noem ik zijn pik al veertig jaar. Een vleug nostalgie spoelt over mij heen als ik terugdenk aan onze eerste keer. Toen was ik nerveus, nu niet meer. Verbazing volgt als zijn lid bij aanraking meteen tot leven komt. Had ik verwacht dat Bert niet zou reageren?
“Zo, schatje, wat ben jij van plan?” vraagt Bert met een grijns in plaats van een glimlach.
“Wat denk je zelf? Ik heb je al twee weken alleen slapend in bed gehad,” zeg ik met een opgeplakte glimlach terug.
“Mmm… de hoogste tijd om daar verandering in te brengen, inderdaad,” mompelt Bert, terwijl hij mij terugdraait op mijn rug.
Leunend op een ellenboog vindt de andere hand mijn dijbeen. Door iets verder te buigen, komt zijn mond dichterbij mijn tepels. Zo begint ons liefdesspel altijd, iets wat ik ook nu niet erg vindt. Na mijn tepels stijf te hebben gesabbeld richt Bert zijn aandacht op mijn mond. Even later zijn onze tongen verstrengeld in een zoen zo opwindend dat het zeer doet in mijn hart. Hij moest eens weten!
“Ik wil je proeven, zonnestraaltje,” mompelt Bert.
Ondertussen schuift hij naar het voeteneind van het bed. Ik spreid mijn benen. Er trekt een schok door mijn lichaam zodra zijn tong zijn kietelaar vindt en kietelen doet hij, tot ik hijgend en met kromme rug smeek om mij te nemen.
“Handen en knieën dan, lekker geil wijf van mij,” is de opdracht die Bert dan grommend geeft.
Ik wil ook genomen worden. De woede in mij is overschaduwd door het geile verlangen. Bert is net zo opgewonden. Eén stoot en hij zit diep in mij. Een kreun ontsnapt aan mijn keel. Dan begint Bert te stoten. Ik probeer bewust zijn stoten in mij op te nemen. Een laatste keer. Zijn laatste zaad zal van mij zijn. Hierdoor kom ik niet verder dan wat kreunen. Een orgasme is veel te ver weg als ik merk dat Bert wel op het punt staat zijn zaad de vrijheid te geven. Voor het eerst in veertig jaar doe ik dan maar net alsof op het moment dat Bert grommend tot ontlading komt. Een beetje teleurgesteld over het falen van mijn lichaam, kruip ik echter met geforceerd hijgende ademhaling tegen hem aan zodra Bert weer op zijn rug ligt.
Zoals altijd merk ik dat zijn ademhaling snel rustiger wordt. Wij hebben nooit veel gebabbeld na onze ultieme liefdesbetuiging. Die gedachte steekt de vlam van de woede weer aan. Hoe kan hij nog met mij vrijen nadat hij vast die sloerie ook genomen heeft vandaag?
Zodra het lichte gesnurk aankondigt dat Bert in slaap is gevallen, schuifel ik achteruit naar de rand van het bed. Zonder mijn sloffen aan te trekken sluip ik de slaapkamer uit en naar beneden. Twee minuten later heb ik de bos sleutels uit de jaszak gevist en verborgen op een plek waarvan ik weet dat Bert er nooit in komt, namelijk mijn breimand. Vergenoegd dat de eerste stap gemaakt is, kruip ik even later mijn bed weer in. Gerechtigheid zal zegevieren morgen, maar door die gedachte en vele meer kan ik niet in slaap komen. Brak als ik nog nooit ben geweest, kruip ik dan ook weer uit bed zodra ik licht onder het gordijn in de slaapkamer zie komen. Eerst maar koffie in de hoop dat de cafeïne zijn werk zal doen.
Met de mok in mijn handen gaan mijn gedachten naar de dag die komen gaat. Gedurende de nacht heeft het plan gerijpt hoe Bert dit leven zal verlaten. Het zal een snelle dood zijn en makkelijk uit te voeren. Bert is nu al twintig lange jaren hobbyschutter en ik ben vaak meegegaan naar de schietvereniging. In het begin vond ik het niets. Het is ook nooit mijn grootste favoriete bezigheid geweest, maar door zijn aandringen om ook te leren schieten, ben ik nu trefzeker genoeg om de dood geen lijdensweg te laten worden voor Bert. Dat wil ik hem nu net niet aandoen. Een snelle dood, voor de ogen van zijn sloerie, wel.
Zoals iedere hobbyschutter bewaart ook Bert zijn pistolen en munitie thuis. In gescheiden kluizen, zoals het hoort. Van beide kluizen liggen de sleutels in een andere kluis, waar ook al onze belangrijke papieren inliggen.
“Goedemorgen, schatje.”
De vrolijke stem van Bert zorgt voor een schok in mijn lichaam, waardoor er koffie over de rand van de mok plonst. Met een zacht gemompelde vloek zet ik de beker neer en sta op om een vaatdoekje te pakken. Bert kijkt verbaasd en vraagt of ik slecht geslapen heb, ofzo. Ik mompel van niet, tover een glimlach op mijn gezicht en vraag of hij ook koffie wil.
De dag begint als altijd. Ik doe echter mijn uiterste best om geen uiting te geven aan de woede die in mij raast. Als ik naar hem kijk en bedenk dat hij zich straks weer in de armen stort van dat wijf word ik misselijk. Ik verman mij. Bert mag niets merken en dat gebeurt ook niet. Nadat hij zijn ontbijt naar binnen heeft gewerkt, krijg ik een snelle kus op mijn hoofd, want het is de hoogste tijd, volgens hem, om weer hard te gaan werken. Op het moment dat ik de scherpe opmerking wil maken die op het puntje van mijn tong ligt, trekt Bert mij echter in zijn armen.
“Ik weet dat je niet veel aan mij gehad hebt de afgelopen weken, schatje, maar ik beloof je… nog drie dagen, dan ben ik weer helemaal van jou en zaterdag gaan wij uitgebreid vieren dat ook wij eindelijk samen van onze oude dag mogen genieten. Heb je er al zin in?”
Ik knik ja, maar kan even geen woord uit mijn keel krijgen. Samen oud worden…een droom die als een bom voor mijn ogen ontploft is.
“Succes vandaag,” weet ik dan toch uit te brengen.
“Dank je wel, liefje. Ik denk wel dat dat gaat lukken.”
Even voelde ik mij verdrietig in zijn armen, maar die laatste zin zet het verdriet in een flits weer om in woede. Natuurlijk zal hem dat lukken in de armen van dat secreet wat haar weg heeft weten te vinden naar het hart van de liefde van mijn leven.
Ik ruim de ontbijtspullen op, Bert loopt naar de gang. Nog geen twee tellen later hoor ik: : Lisan? Weet jij waar mijn sleutels zijn?”
“Ik heb geen flauw idee, lief. In je jaszak?”
“Dat dacht ik ook.”
Ik hoor hem rommelen in de huiskamer. Er gaan lades en kastdeurtjes open en dicht van de plekken waar hij denkt dat zijn sleutels kunnen liggen. Even later komt hij de keuken in. Er staat nog steeds een lach op zijn gezicht.
“Ze zullen wel in de flat liggen,” merkt Bert op, terwijl hij naar de keukendeur loopt.
“Ja ,vast,” weet ik uit te brengen.
Met een groet vertrekt Bert. Ik ren naar de slaapkamer en maak alles in orde om mijn plan ten uitvoer te brengen. Een half uur later gris ik de sleutelbos van Bert uit de breimand, trek mijn jas aan en stap naar buiten.
Ik heb altijd al een goed gevoel voor details gehad. Het flatgebouw ben ik zo in. Een lift brengt mij naar de vierde verdieping. De flat waar ik Bert in had gezien ligt links van het midden. Een paar passen brengen mij naar een deur, waar ik één voor één vier onbekende sleutels probeer. Nummer drie verschaft mij toegang tot een lange gang.
Er speelt een radio. Too much love will kill you, schalt mij tegemoet. Hoe wrang dat het nu precies dat nummer van Queen moet zijn, denk ik, terwijl ik stapje voor stapje de gang doorloop naar een deur recht voor mij. Links van mij passeer ik vier deuren, waarvan de eerste en derde openstaan. Een vluchtige blik leert mij dat het slaapkamers zijn, maar beide zijn leeg. Dan brult opeens de stem van Bert mee met het nummer op de radio. In stilte bedank ik hem voor het verraden van zijn plek. Nu ik weet waar hij is, loop ik snel door. Ik grijp de deurknop met mijn linkerhand. Uit mijn rechterjaszak vis ik het kleine kaliber pistool wat Bert ooit voor mij gekocht heeft. Met de loop naar beneden, duw ik de deurkruk naar beneden en de deur open. Kordaat stap ik een lichte en ruime, lege woonkamer in.
Even gaat er een schok door mijn lichaam. Bert staat midden in de kamer met een flesje water aan zijn mond. Wat mij schokt is zijn ontblote bovenlijf.
“Vuile smiecht! Ik wist het! Tot de dood ons scheidt, hè? Nou... ik niet, dan zij ook niet!”
Van schrik laat Bert het waterflesje los. Ik hef het pistool en richt het op zijn hart.
“Lisanne! Nee! Wacht! Ik kan het uit…”
PANG.
De korte knal echoot na in de ruime kamer. Een seconde later hoor ik een ijselijke gil links van mij. Ik draai mijn hoofd om te zien welke vrouw mijn liefste de dood in heeft gejaagd. Zodra ik haar herken, trekt het bloed uit mijn gezicht.
“Corinne!”
“Lisanne!”
De namen worden tegelijkertijd uitgeroepen.
“Smerig rotwijf! Je was mijn beste vriendin! Hoe kon je Bert van mij afnemen!” roep ik een tel later nog woester dan ik was.
Corinne wordt lijkbleek. Dan komen er tranen. Met de tranen begint ze te razen en te tieren. Dat ik harstikke gek ben geworden. Er is geen sprake van overspel. Hoe ik dat had kunnen bedenken. Bert heeft de flat voor mij gekocht als cadeau voor mijn zestigste verjaardag en het feit dat wij dan lekker samen oud konden worden in de flat waar wij samen over hadden gedroomd…
Ik weet nog dat hoe meer zij gilde, mijn brein steeds stiller werd, totdat niets meer tot mij doordrong van het circus wat niet veel later begon.

“Mevrouw ten Bate? Mevrouw ten Bate! Uw verklaring, alstublieft!”
De dwingende stem haalt mij terug naar de kille verhoorkamer van het dichtstbijzijnde politiebureau. Het gezicht van de jonge agent vervormt door opkomende tranen. Ik slik, omdat ik mijn stem niet vertrouw. Verstikt door tranen leg ik dan mijn verklaring af.

“Liefde maakt meer kapot dan je lief is, jongeman. Too much love will kill.”

(Geschreven voor de EWA meeting September 2017. De opdracht luidde: Schrijf een crime passionele)