De
verklaring.
“Zo…tijd
om uw verklaring af te nemen, mevrouw ten Bate.”
De
koude blik in de ogen van de jonge agent, die tegenover mij heeft plaatsgenomen
om mijn verklaring af te nemen, zorgt voor een rilling die aan de achterkant
van mijn nek begint en bij mijn stuitje eindigt. Als een voertuig neemt de
rilling mijn gedachten mee naar het moment waarop Bert, mijn allerliefste, mijn
maatje, mijn zielsverwant, mijn eerste en enige liefde, het allereerste
telefoontje kreeg.
“Echt
waar! Oh wauw!” hoor ik Bert verheugd roepen op het moment dat ik met een
ellenboog de keukendeur open maak.
“Ik
hoor de keukendeur. Lisanne is vast terug van het boodschappen doen. Ja, doe
ik. Tot snel!” is het volgende wat ik hoor, terwijl ik naar de keukentafel loop.
Op
hetzelfde moment dat ik de twee boodschappentassen op de keukentafel zet, komt
Bert de keuken in.
“Hey,
lekker ding! Nu al terug?” vraagt hij vrolijk.
Een
kus op mijn wang volgt. Als ik hem aankijk zie ik de vrolijke stemming in zijn
ogen. Meteen is het leed wat boodschappen doen heet vergeten.
“Zoals
je ziet,” antwoord ik net zo vrolijk, terwijl ik de rits van mijn jas opentrek.
Bert
stort zich ondertussen op het uitpakken van de boodschappentassen. Het is een
routine die wij in de jaren die wij samen zijn hebben opgebouwd. Vanaf het
begin houdt Bert niet zo van dat geslenter door de winkels en het wachten in de
rij bij de kassa’s. Toen de kinderen nog klein waren, heeft hij zich opgeworpen
als oppas en ik vond het toen wel fijn dat ik die handenbindertjes niet mee naar
de winkels hoefde te nemen. Tegenwoordig is Bert zo lief om wat huishoudelijke
klusjes te doen terwijl ik de wekelijkse boodschappen doe, dus nog steeds gaat
alles in goede vrede zijn gangetje.
“Wie
was dat?” vraag ik uit welgemeende nieuwsgierigheid.
“Oh…één
of ander instituut dat vroeg of ik mee wilde doen met een enquête. Ik had de
klusjes toch al klaar, dus ach… waarom niet dan, hè?” antwoordt Bert dan
nonchalant.
Verbaasd
kijk ik hem aan. Zolang wij getrouwd zijn heb ik Bert nog nooit op een leugen
betrapt, maar nog voordat ik iets kan zeggen heeft Bert mij in zijn armen
getrokken om mij te overladen met kleine, liefdevolle kusjes. Iets wat hij vaak
doet als hij in een vrolijke stemming is.
In
de drukte van die dag is het leugentje ook snel weer verdwenen, want na de
boodschappen staat een verjaarsvisite bij één van onze twee dochters op het
programma. Dat is altijd een gezellige, maar drukke bedoening, want dan komt de
hele familie weer eens bij elkaar. Tenminste, onze tweede dochter en onze twee
zonen komen ook met aanhang. Voor vrienden vieren Nicolette en haar man het
altijd op een andere dag.
Ik
sta er ook daarna niet meer bij stil. Tot Bert een week later een magazine
dichtslaat als ik onverwacht iets eerder thuis kom van het werk. Dat hij dat
blad dichtslaat is natuurlijk niet vreemd, het is de manier waarop. Alsof ik
hem betrapt heb. Hij legt het blad ook niet weg, maar houdt het in zijn handen.
Een beetje uit ‘t zicht, achter zijn benen zelfs, maar het blad is wel weg na
het ophangen van mijn jas in de gang. Ook dat moment is weer ondergesneeuwd in
de dagelijkse routine van eten koken, afwassen en televisie kijken of misschien
wel vergeten door de heerlijke vrijpartij waar de avond mee eindigt.
Mijn
achterdocht ontwaakt echter een week later pas echt als ik halverwege de
werkdag ziek als een hond thuis kom. Ik ben al een paar dagen niet lekker, maar
ben, tegen het advies van Bert in, toch naar het werk gegaan. Op de fiets
notabene, omdat Bert gevraagd had of hij de auto die dag kon gebruiken. Het
moment dat ik de keukendeur echter opendoe, hoor ik Bert zeggen: “Nee, schatje.
Dat kan echt niet! Als zij er achter komt dan…”
Harder
dan gebruikelijk doe ik de keukendeur achter mij dicht.
“Shit…
volgens mij komt ze net thuis. Luister…ik zie je morgen, oké? Bye.”
Bert
en ik botsen bijna tegen elkaar op als hij de keuken in komt stuiven, terwijl
ik net de deur opentrek om naar de huiskamer te gaan.
“Hey,
schatje van me. Toch maar naar huis gekomen? Ging het niet? Had ik wel
verwacht,” ratelt Bert meteen.
Hij
heeft een gemaakte glimlach op zijn gezicht. Ik voel mijn nekharen overeind
gaan staan.
“Wie
had jij aan de lijn?” vraag ik zonder te antwoorden.
“Oh,
dat was die loodgieter die ik gebeld had voor de goot boven. Die zou vorige
week gekomen zijn om dat gat de dichten, maar dat had hij afgezegd. Nu komt hij
morgen.”
Een
tweede leugen! Ik kijk Bert strak aan. Hij wendt meteen zijn blik af, loopt
naar het koffiezetapparaat en vraagt of ik koffie wil. Ik antwoord met een
kortaf nee en kondig meteen aan dat ik naar bed ga. Ik voel mij echt niet
lekker, maar dat komt niet alleen van de verkoudheid die mij in de greep heeft.
De
volgende dag maakt Bert mij rond het middaguur wakker zodat ik de bouillon kan
drinken die hij heeft gemaakt. Dat komt echter net zo snel weer naar boven als
Bert aankondigt dat hij die middag mee zou gaan doen aan een gratis les bij een
sportschool dichtbij. Bert en sporten, dat zijn twee verschillende dingen en in
samenhang met dat telefoontje van de dag ervoor…
Het
is waar dat hij het er al vaker over heeft gehad om te gaan trainen. Beweging
is goed voor een mens, zegt hij altijd, maar de stoute schoenen heeft hij nog
niet aangetrokken. Waarom nu dan plots wel? Bij de gedachte dat hij weer tegen
mij zit te liegen, word ik wee in mijn maag. Het kan niet waar zijn, maar
‘iets’ van binnen blijft knagen. Bert is een knappe vent, zeker op zijn
leeftijd en wij zijn per slot van rekening al bijna veertig jaar getrouwd.
Daarbij heb ik al heel veel drama verhalen aangehoord van collega’s en ben ik
niet de eerste vrouw die na zoveel jaren huwelijk bedrogen wordt.
Ik
ben weer gaan liggen. Bert is weggegaan met het idee dat ik ging slapen, maar
dat is mij niet gelukt. Twee uur later komt hij weer thuis. Hij is verbaasd om
mij op de bank beneden te zien, maar die verbazing duurt niet lang. Enthousiast
begint hij te vertellen dat hij bij de sportschool een oude vriend tegen het
lijf is gelopen. Tenminste, dat is het enige waar hij maar over blijft praten.
Het is iemand die hij nog kent van de middelbare school. De man heeft jaren in
het buitenland gewoond, maar is onlangs teruggekeerd. Bert vertelt met nog meer
enthousiasme dat die vriend ook nog eens een mooie flat heeft gekocht. In dat
oude kantorencomplex vlak bij ons huis. Dat is omgebouwd tot luxe appartementen
en dat hij aan heeft geboden om hem de komende twee weken te helpen schilderen
en behangen in die flat. Of ik dat erg vind, vraagt hij nog.
Dat
rare gevoel in mijn buik wil daarna niet meer weg. Dat is Bert wel. Tenminste,
nadat ik na drie dagen, op vrijdag, aankondig dat ik na het weekend weer ga
werken. Bij mijn werk meld ik mij echter niet beter. Iets wat Bert niet te
weten komt, want na de lunch is hij de boodschappen gaan doen, zodat ik niet al
te veel hoef te sjouwen na mijn werk.
Weer
zo lief, maar het strooit niet voldoende zand in mijn ogen. In het weekend
krijg ik nog meer bevestiging dat er ‘iets’ gaande is. Zijn mobiel laat veel
vaker horen dat er een appje is. Hij grijpt ook meteen naar zijn toestel en
reageert meteen. Regelmatig verschijnt er dan zelfs een stomme grijns op zijn
gezicht, die meteen verdwijnt als ik hem aanspreek en als zijn gsm niet
sputtert lijkt hij wel mijlenver weg met zijn gedachtes. Het kan niet anders
dan dat Bert een ander heeft.
Het
vermoeden wordt zo een last dat ik zekerheid wil. De eerstvolgende dag dat hij
naar zijn ‘vriend’ vertrekt, ga ik er op afstand achter aan. Nog geen tien
minuten later stopt hij aan de rand van onze wijk bij dat verbouwde
kantorencomplex. Wij hebben het zelfs zien verbouwen, Bert en ik. Tijdens onze
avondwandelingen hebben wij vaak gemijmerd dat het misschien wel fijn zou zijn
om het huis te verkopen en er een penthouse voor terug te kopen. Lekker alles
gelijkvloers. Wel toevallig dat die vriend dan net zo’n appartement heeft
gekocht, maar ja, daar heeft hij in ieder geval dan niet over gelogen. Twijfel
slaat toe. Zou hij toch de waarheid hebben gesproken? Maar die telefoontjes
dan?
De
twijfel slaat weer om naar achterdocht als ik zie dat Bert dan niet aanbelt,
maar zich met een sleutel toegang verschaft tot het gebouw. Zo snel geef je
iemand toch geen sleutel, als je elkaar zolang niet hebt gezien? Dit stinkt
echt!
Ik
volg Bert daarna een week lang om te zien of hij misschien iemand buiten het
gebouw ontmoet, maar dat gebeurt niet. Wel groeit mijn argwaan elke dag een
beetje meer. Het waarom ligt in alle scenario’s die mijn brein bedenkt.
Scenario’s die allen één ding gemeen hebben. Ik weet nu bijna zeker dat hij een
ander heeft. Ik hoef hem alleen nog maar te betrappen.
De
volgende dag blijf ik langer in de hoop iets ergens achter een raam te zien. Na
een paar keer om het gebouw heengelopen te hebben, heb ik mij verschanst achter
wat bosjes aan de zijde die vrij uitzicht over de landerijen heeft. Dat zou de
kant zijn waar ik in ieder geval een flat zou hebben gekozen.
Het
weer zit tegen. Het regent en er waait een gure wind, maar mijn geduld wordt
twee koude uren later beloond. Bert verschijnt voor een raam ergens op de
vierde en hoogste verdieping. Even kijkt hij naar buiten. De schrik slaat mij
om het hart, maar nog voordat ik mij achter de struiken kan verbergen, heeft
Bert zich al weer half omgedraaid. Ik slaak een diepe zucht van opluchting. Een
hartgrondige vloek komt erachter aan, want op dat moment zie ik een tweede
persoon verschijnen. Mijn vermoeden wordt waarheid in mijn hoofd als het silhouet
een kop kleiner is dan Bert en te tenger voor een man. Als ik dan ook nog mag
aanschouwen hoe er twee armen om de nek van Bert worden geslagen, slaat
wantrouwen om in woede. Dan rijst er maar één vraag. Als Bert toch onze
zuurverdiende spaarcenten gebruikt heeft om een liefdesnestje te kopen hè…?!
Zo
snel mijn benen kunnen stiefel ik naar huis. Zonder mijn jas uit te trekken
plof ik neer in de bureaustoel en start de computer om de spaarrekening te
checken, want als Bert zo’n flat heeft gekocht, kan het haast niet anders dan
dat er een grote som geld vanaf is.
Terwijl
mijn vingers over de toetsen vliegen, woekeren gedachtes mijn woede nog meer
aan.
Hoe
kan hij mij dit aandoen?! Veertig jaar geleden heeft hij mij eeuwige trouw
beloofd! En we hebben het toch altijd zo goed gehad samen? Vijf minuten nadat
ik thuis ben gekomen, breekt mijn hart, want het saldo op de bankrekening is
inderdaad met vijfentwintig duizend euro gereduceerd. De schoft! De sloerie!
Dit kan ik niet toestaan. Hij is van mij!
Ik
heb zijn sleutels nodig. Ik moet ze op heterdaad betrappen. Zij moet en zal zich
de rest van haar leven herinneren wat zij mij heeft aangedaan. Ik kruip dan ook
met twee redenen naast hem in bed die avond. Ten eerste moet hij zich aan mij
bewijzen. Als hij niet met mij vrijen wil, zal het mijn vermoeden nog meer
versterken. De tweede reden is het feit dat als Bert is klaar gekomen, hij
daarna in een hele diepe slaap valt. Dat is het beste moment om zijn sleutels
te laten ‘verdwijnen’.
Naakt
kruip ik die avond tegen hem aan. Er komt een glimlach op zijn gezicht als mijn
hand zich een weg baant onder het dekbed, op zoek naar mijn speelgoed. Zo noem
ik zijn pik al veertig jaar. Een vleug nostalgie spoelt over mij heen als ik
terugdenk aan onze eerste keer. Toen was ik nerveus, nu niet meer. Verbazing
volgt als zijn lid bij aanraking meteen tot leven komt. Had ik verwacht dat
Bert niet zou reageren?
“Zo,
schatje, wat ben jij van plan?” vraagt Bert met een grijns in plaats van een
glimlach.
“Wat
denk je zelf? Ik heb je al twee weken alleen slapend in bed gehad,” zeg ik met
een opgeplakte glimlach terug.
“Mmm…
de hoogste tijd om daar verandering in te brengen, inderdaad,” mompelt Bert,
terwijl hij mij terugdraait op mijn rug.
Leunend
op een ellenboog vindt de andere hand mijn dijbeen. Door iets verder te buigen,
komt zijn mond dichterbij mijn tepels. Zo begint ons liefdesspel altijd, iets
wat ik ook nu niet erg vindt. Na mijn tepels stijf te hebben gesabbeld richt
Bert zijn aandacht op mijn mond. Even later zijn onze tongen verstrengeld in
een zoen zo opwindend dat het zeer doet in mijn hart. Hij moest eens weten!
“Ik
wil je proeven, zonnestraaltje,” mompelt Bert.
Ondertussen
schuift hij naar het voeteneind van het bed. Ik spreid mijn benen. Er trekt een
schok door mijn lichaam zodra zijn tong zijn
kietelaar vindt en kietelen doet hij, tot ik hijgend en met kromme rug smeek om
mij te nemen.
“Handen
en knieën dan, lekker geil wijf van mij,” is de opdracht die Bert dan grommend
geeft.
Ik
wil ook genomen worden. De woede in mij is overschaduwd door het geile
verlangen. Bert is net zo opgewonden. Eén stoot en hij zit diep in mij. Een
kreun ontsnapt aan mijn keel. Dan begint Bert te stoten. Ik probeer bewust zijn
stoten in mij op te nemen. Een laatste keer. Zijn laatste zaad zal van mij
zijn. Hierdoor kom ik niet verder dan wat kreunen. Een orgasme is veel te ver
weg als ik merk dat Bert wel op het punt staat zijn zaad de vrijheid te geven.
Voor het eerst in veertig jaar doe ik dan maar net alsof op het moment dat Bert
grommend tot ontlading komt. Een beetje teleurgesteld over het falen van mijn
lichaam, kruip ik echter met geforceerd hijgende ademhaling tegen hem aan zodra
Bert weer op zijn rug ligt.
Zoals
altijd merk ik dat zijn ademhaling snel rustiger wordt. Wij hebben nooit veel
gebabbeld na onze ultieme liefdesbetuiging. Die gedachte steekt de vlam van de
woede weer aan. Hoe kan hij nog met mij vrijen nadat hij vast die sloerie ook
genomen heeft vandaag?
Zodra
het lichte gesnurk aankondigt dat Bert in slaap is gevallen, schuifel ik
achteruit naar de rand van het bed. Zonder mijn sloffen aan te trekken sluip ik
de slaapkamer uit en naar beneden. Twee minuten later heb ik de bos sleutels
uit de jaszak gevist en verborgen op een plek waarvan ik weet dat Bert er nooit
in komt, namelijk mijn breimand. Vergenoegd dat de eerste stap gemaakt is,
kruip ik even later mijn bed weer in. Gerechtigheid zal zegevieren morgen, maar
door die gedachte en vele meer kan ik niet in slaap komen. Brak als ik nog
nooit ben geweest, kruip ik dan ook weer uit bed zodra ik licht onder het
gordijn in de slaapkamer zie komen. Eerst maar koffie in de hoop dat de cafeïne
zijn werk zal doen.
Met
de mok in mijn handen gaan mijn gedachten naar de dag die komen gaat. Gedurende
de nacht heeft het plan gerijpt hoe Bert dit leven zal verlaten. Het zal een
snelle dood zijn en makkelijk uit te voeren. Bert is nu al twintig lange jaren
hobbyschutter en ik ben vaak meegegaan naar de schietvereniging. In het begin
vond ik het niets. Het is ook nooit mijn grootste favoriete bezigheid geweest,
maar door zijn aandringen om ook te leren schieten, ben ik nu trefzeker genoeg
om de dood geen lijdensweg te laten worden voor Bert. Dat wil ik hem nu net
niet aandoen. Een snelle dood, voor de ogen van zijn sloerie, wel.
Zoals
iedere hobbyschutter bewaart ook Bert zijn pistolen en munitie thuis. In
gescheiden kluizen, zoals het hoort. Van beide kluizen liggen de sleutels in
een andere kluis, waar ook al onze belangrijke papieren inliggen.
“Goedemorgen,
schatje.”
De
vrolijke stem van Bert zorgt voor een schok in mijn lichaam, waardoor er koffie
over de rand van de mok plonst. Met een zacht gemompelde vloek zet ik de beker
neer en sta op om een vaatdoekje te pakken. Bert kijkt verbaasd en vraagt of ik
slecht geslapen heb, ofzo. Ik mompel van niet, tover een glimlach op mijn
gezicht en vraag of hij ook koffie wil.
De
dag begint als altijd. Ik doe echter mijn uiterste best om geen uiting te geven
aan de woede die in mij raast. Als ik naar hem kijk en bedenk dat hij zich
straks weer in de armen stort van dat wijf word ik misselijk. Ik verman mij.
Bert mag niets merken en dat gebeurt ook niet. Nadat hij zijn ontbijt naar
binnen heeft gewerkt, krijg ik een snelle kus op mijn hoofd, want het is de
hoogste tijd, volgens hem, om weer hard te gaan werken. Op het moment dat ik de
scherpe opmerking wil maken die op het puntje van mijn tong ligt, trekt Bert
mij echter in zijn armen.
“Ik
weet dat je niet veel aan mij gehad hebt de afgelopen weken, schatje, maar ik
beloof je… nog drie dagen, dan ben ik weer helemaal van jou en zaterdag gaan
wij uitgebreid vieren dat ook wij eindelijk samen van onze oude dag mogen
genieten. Heb je er al zin in?”
Ik
knik ja, maar kan even geen woord uit mijn keel krijgen. Samen oud worden…een
droom die als een bom voor mijn ogen ontploft is.
“Succes
vandaag,” weet ik dan toch uit te brengen.
“Dank
je wel, liefje. Ik denk wel dat dat gaat lukken.”
Even
voelde ik mij verdrietig in zijn armen, maar die laatste zin zet het verdriet
in een flits weer om in woede. Natuurlijk zal hem dat lukken in de armen van
dat secreet wat haar weg heeft weten te vinden naar het hart van de liefde van
mijn leven.
Ik
ruim de ontbijtspullen op, Bert loopt naar de gang. Nog geen twee tellen later
hoor ik: : Lisan? Weet jij waar mijn sleutels zijn?”
“Ik
heb geen flauw idee, lief. In je jaszak?”
“Dat
dacht ik ook.”
Ik
hoor hem rommelen in de huiskamer. Er gaan lades en kastdeurtjes open en dicht
van de plekken waar hij denkt dat zijn sleutels kunnen liggen. Even later komt
hij de keuken in. Er staat nog steeds een lach op zijn gezicht.
“Ze
zullen wel in de flat liggen,” merkt Bert op, terwijl hij naar de keukendeur
loopt.
“Ja
,vast,” weet ik uit te brengen.
Met
een groet vertrekt Bert. Ik ren naar de slaapkamer en maak alles in orde om
mijn plan ten uitvoer te brengen. Een half uur later gris ik de sleutelbos van
Bert uit de breimand, trek mijn jas aan en stap naar buiten.
Ik
heb altijd al een goed gevoel voor details gehad. Het flatgebouw ben ik zo in.
Een lift brengt mij naar de vierde verdieping. De flat waar ik Bert in had
gezien ligt links van het midden. Een paar passen brengen mij naar een deur,
waar ik één voor één vier onbekende sleutels probeer. Nummer drie verschaft mij
toegang tot een lange gang.
Er
speelt een radio. Too much love will kill
you, schalt mij tegemoet. Hoe wrang dat het nu precies dat nummer van Queen
moet zijn, denk ik, terwijl ik stapje voor stapje de gang doorloop naar een
deur recht voor mij. Links van mij passeer ik vier deuren, waarvan de eerste en
derde openstaan. Een vluchtige blik leert mij dat het slaapkamers zijn, maar
beide zijn leeg. Dan brult opeens de stem van Bert mee met het nummer op de
radio. In stilte bedank ik hem voor het verraden van zijn plek. Nu ik weet waar
hij is, loop ik snel door. Ik grijp de deurknop met mijn linkerhand. Uit mijn
rechterjaszak vis ik het kleine kaliber pistool wat Bert ooit voor mij gekocht
heeft. Met de loop naar beneden, duw ik de deurkruk naar beneden en de deur
open. Kordaat stap ik een lichte en ruime, lege woonkamer in.
Even
gaat er een schok door mijn lichaam. Bert staat midden in de kamer met een
flesje water aan zijn mond. Wat mij schokt is zijn ontblote bovenlijf.
“Vuile
smiecht! Ik wist het! Tot de dood ons scheidt, hè? Nou... ik niet, dan zij ook
niet!”
Van
schrik laat Bert het waterflesje los. Ik hef het pistool en richt het op zijn
hart.
“Lisanne!
Nee! Wacht! Ik kan het uit…”
PANG.
De
korte knal echoot na in de ruime kamer. Een seconde later hoor ik een ijselijke
gil links van mij. Ik draai mijn hoofd om te zien welke vrouw mijn liefste de
dood in heeft gejaagd. Zodra ik haar herken, trekt het bloed uit mijn gezicht.
“Corinne!”
“Lisanne!”
De
namen worden tegelijkertijd uitgeroepen.
“Smerig
rotwijf! Je was mijn beste vriendin! Hoe kon je Bert van mij afnemen!” roep ik
een tel later nog woester dan ik was.
Corinne
wordt lijkbleek. Dan komen er tranen. Met de tranen begint ze te razen en te
tieren. Dat ik harstikke gek ben geworden. Er is geen sprake van overspel. Hoe
ik dat had kunnen bedenken. Bert heeft de flat voor mij gekocht als cadeau voor
mijn zestigste verjaardag en het feit dat wij dan lekker samen oud konden
worden in de flat waar wij samen over hadden gedroomd…
Ik
weet nog dat hoe meer zij gilde, mijn brein steeds stiller werd, totdat niets
meer tot mij doordrong van het circus wat niet veel later begon.
“Mevrouw
ten Bate? Mevrouw ten Bate! Uw verklaring, alstublieft!”
De
dwingende stem haalt mij terug naar de kille verhoorkamer van het
dichtstbijzijnde politiebureau. Het gezicht van de jonge agent vervormt door
opkomende tranen. Ik slik, omdat ik mijn stem niet vertrouw. Verstikt door
tranen leg ik dan mijn verklaring af.
“Liefde
maakt meer kapot dan je lief is, jongeman. Too much love will kill.”
(Geschreven voor de EWA meeting September 2017. De opdracht luidde: Schrijf een crime passionele)